maandag 24 mei 2010

Geld?

Bacht was in de keuken, tevreden verwikkeld in het marineren van een goede ham, toen de bel ging. Het was zo’n vrolijk belletje, een rinkeltje en een riedeltje, en Bacht wist genoeg. Hij huppelde nog net niet naar de deur, en de muziek op de radio was nog NET NIET zo vrolijk als dat soort dat je doet denken dat het niet gekker moet of anders…
Bacht liep door de gang, floot de laatste noten van zo’n hoog liedje en opende de deur met een tevreden beweging, en keek de fruitige middag in, waar een nette man in pak…
‘’ER GAAN MENSEN DOOD!’’
De man greep Bacht naar de keel, brulde een ranzige adem in zijn gezicht en schudde Bacht door elkaar als een klein twijgje in een orkaan van woede en…
‘’WIST U DAT AL, MIJNHEER?! ER GAAN MENSEN DÓÓD!”’
De man zwol op totdat Bacht alleen nog maar brullende man in pak zag, alsof de man in het pak de hele wereld had opgeslokt.
‘Nou…’ Bacht friemelde wat met nerveuze vingertjes en grijnsde. ‘Neen?’
‘DAT DACHT IK AL! MAAR GOED DAT IK ER BEN, MIJNHEERTJE, IS HET NIET?! IS HET NIET?!’’
Bacht knikte van ja. ‘Welke.. mensen?’
‘DE ARME MENSEN EN KINDEREN IN ANDERE LANDEN MIJNHEER! ER GAAN MENSEN DOOD! WIST U DAT UBERHAUPT WEL, MIJNHEERTJE?! WIST U DAT U ZELF OOK DOOD KAN GAAN?! WELLICHT WEL IEDER MOMENT?!’
Bacht zakte in elkaar tot een bevend stukje pathetisch leven, dat verging in angst en verwarring, starend naar de fantastische donderende dood in een pak, op dinsdag ochtend… ‘Nee… prevelde hij… waarom?? Mensen… ik? D… doo…’
‘DOOOOODD!!’ De man in het pak leek bezeten, staarde Bacht aan met bloeddoorlopen ogen en een beschuimde mond vol vlijmscherpe tanden en handen die bomen konden breken als luciferstokjes, en… ‘WAT GAAT U ERAAN DOEN, MIJNHEER?!’
Bacht hapte naar adem, wegzakkend in een uiteenvallende wereld, vervreemd van zijn bestaan als levend Mens. ‘G…’ hij hapte naar woorden, en kwam met het enige woord, het fundamentele ding an sig dat hij als mens wellicht zelfs in de grootste wanhoop nog zou kennen: ‘G.. geld??’
‘GELD?! WELLICHT WEL, MIJNHEERTJE! WELLICHT ZOU DAT DE ARME MENSEN EN KINDEREN IN AFRIKA, WELLICHT ZOU ZE DAT WEL KUNNEN HELPEN, MIJNHEER! WIE WEET, WIE WEET ZOU UW EIGEN DOOD DAARMEE WEL KUNNEN WORDEN… VERMEDEN?!’
Bacht greep naar zijn portemonnee , een voorwerp, ergens in de stof die zijn lege lichaam omhulde, en wierp zijn portemonnee van zich af, hij hoefde niet te mikken, want dan Man in het Pak was inmiddels alles, en overal.
Bacht wist niet of hij genoeg geld had, maar hij MOEST genoeg hebben. Anders gingen de mensen dood. Allemaal!
‘O, dat is prima, dank u hartelijk!’
De deur viel dicht, Bacht viel op de grond.
Daar lag hij even, happend naar adem. Terwijl hij terug de kamer in strompelde, bedacht Bacht dat hij nooit meer zonder zn medicatie in te nemen de deur open moest doen, ook niet voor mensen van het Goede doel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten